Blogserie antwoorden promotievragen 1/5: Professor Thijs Homan
Professor Thijs Homan stelde de eerste vraag en begon met veel complimenten over mijn onderzoek. Hij vervolgde zijn complimenten met de inleiding op zijn vraag: ‘Volgens mij gaat uw onderzoek over alles behalve developmental space.’ Hij licht dit toe vanuit het onderzoek van Marc Coenders: ‘Marc had het vooral over een ervaring van teamleden; het ervaren van meer of minder ruimte. Een gevoel, dus.
Wat kenmerkend voor deze ervaring is, is dat deze door de betrokkenen niet bewust wordt nagestreefd. De developmental space is dan ook geen bewust doel of ‘onderlegger’ in of driver voor hun interacties. Vanuit mijn achtergrond – de complexiteitstheorie – zou ik dan zeggen dat we hier typisch te maken hebben met een complexe dynamiek, waarbij er zich uit lokale interacties globale patronen ontwikkelen, zonder dat die bewust gepland of gewild zijn. Developmental space, dus, als een emergent en globaal fenomeen dat niet te herleiden is tot de individuele entiteiten.’
Kort samengevat vraagt professor Homan zich dus af of teamontwikkelruimte wel bewust te creëren is, het gaat naar zijn idee veel meer om iets wat onbewust ontstaat. Hij eindigt zijn betoog met de vraag: ‘In hoeverre bent u het met me eens dat uw disseratie over developmental space over alles gaat behalve developmental space, zoals Marc Coenders dit concept heeft ontwikkeld?’
Het antwoord
Het is een spannende vraag. Haal je de kracht van het concept er niet uit als je dat formaliseert, of sterker nog normeert?
Het verbaast je vast niet dat ik het daar niet mee eens ben. De uitkomsten van mijn onderzoek laten zien dat teams bewust hun teamontwikkelruimte kunnen beïnvloeden en dat teams daardoor ervaren dat ze meer ruimte hebben en succesvoller zijn als team.
Marc Coenders, de grondlegger van het concept van teamontwikkelruimte, heeft inderdaad vooral gekeken naar welke ruimte er ‘als vanzelf’ ontstaat in teams. Dat lijkt een vanzelfsprekend begin, er was immers nog niets vanuit dat perspectief. Voor Coenders (2008) ontvouwt zich op die manier een model met vier dimensies. Coenders zegt daarover dat teams altijd teamontwikkelruimte maken in hun samenwerking. Door te spreken over ‘maken’ wekt Coenders de indruk dat die ruimte beïnvloedbaar is. Mijn eerste onderzoeksvraag was dan ook: ‘Wat is een model van teamontwikkelruimte dat teams, managers en facilitators kunnen gebruiken om hun ontwikkelruimte te analyseren en te beïnvloeden?’ (Derksen, de Caluwé, & Simons, 2011)
Een model om teamontwikkelruimte te analyseren en beïnvloeden
Het promotieonderzoek heeft uiteindelijk geleid tot een praktisch model (Figuur 1) wat de meeste teams, managers en facilitators begrijpen en een gevalideerde vragenlijst om de ervaren teamontwikkelruimte ‘in kaart te brengen’. In het onderzoek blijken veel teams goed in staat om bewust meer ruimte voor en met elkaar te creëren, waardoor het team als geheel meer ruimte ervaart. Ik illustreer het aan de hand van een praktijkvoorbeeld. Twee vergelijkbare teams, beiden bestaande uit vijf studenten, werken een kwartaal aan een vergelijkbare complexe opdracht als team. Ze zijn geïnformeerd over teamontwikkelruimte en hebben de opdracht om minimaal bij aanvang en aan het einde van het kwartaal hun samenwerking te evalueren met behulp van de web-app. Team A besluit om elk moment dat zij samenwerken hun samenwerking te evalueren met behulp van de web-app. Ze vinden dit behulpzaam, want zeggen ze nadien: ‘Als je elke keer evalueert bespreek je ook kleine irritaties, die je anders niet zou benoemen en zo werden we samen sterker, ook om conflicten aan te gaan.’ Team B evalueert aleen aan het begin en aan het einde van het kwartaal. Zij concluderen: ‘Achteraf hadden we vaker moeten evalueren met elkaar. Dan was het ons misschien wel gelukt om de vier activiteiten meer in balans te brengen en een beter resultaat te behalen.’ (Figuur 2)
Het valt op dat bij team A de beleefde teamontwikkelruimte door de tijd heen is toegenomen en dat de beleving van de teamleden ook dichter bij elkaar is gekomen. De hoogst en laagst gegeven scores vallen nagenoeg samen aan het einde. Bij team B is de beleefde teamontwikkelruimte van het team iets afgenomen en is de individuele beleving van de teamleden verder uit elkaar komen te liggen blijkt uit de toegenomen verschillen tussen de laagste en hoogste scores.
Dit zijn maar twee teams, maar ze zijn illustratief voor de teams die bij het promotieonderzoek betrokken zijn geweest.
Figuur 1: Model van teamontwikkelruimte
Ruimte volgens Homan
Terug naar Homan. Wat heeft hij over ruimte in teams te zeggen? Homan (2007) spreekt over ‘potentiële ruimte’, waarin ruimte is voor spel, voor experimenteren en rommelen, zonder dat het team direct op de vingers wordt getikt. Als ik dit vertaal naar teamontwikkelruimte, dan heeft Homan het over reflecteren en dialoog voeren. Daarin gaat het immers om ruimte te maken voor onverwachte en heel andere perspectieven, het eens anders bezien en doen, dus experimenteren. De meeste teams in mijn onderzoek blijken erbij gebaat als ze dat meer zouden doen. Meer reflecteren en dialoog voeren met elkaar. Veel teams blijken zich hier wel in te kunnen verbeteren. Ik geef nog een voorbeeld van een team uit het hbo. Dit team heeft de opdracht om een nieuw curriculum te ontwerpen. De projectleider van het team is heel resultaatgericht en heel gedreven om binnen de gestelde tijd klaar te zijn. Ze ziet dat dit haar kracht is en tegelijkertijd haar valkuil. Ze zegt zelf: ‘Ik heb de neiging met grote stappen snel thuis te zijn en dan uiteindelijk te concluderen dat ik kansen heb laten liggen.’ In het team zitten ook een paar teamleden die heel goed zijn in reflecteren en dialoog voeren. De projectleider zegt hier bijvoorbeeld over: ‘Ik ben blij dat Frank regelmatig een ander perspectief inbrengt. Ik moet soms wel even slikken, want dan wil ik snel door, maar eigenlijk blijkt het altijd zinvol om het met elkaar te verkennen.’ In de individuele interviews met alle teamleden geeft Frank bijvoorbeeld aan: ‘Maartje, onze projectleider, heeft heel goed voor ogen waar we heen moeten en hoe we dat binnen de tijd kunnen realiseren. Gelukkig geeft ze mij en nog een paar collega’s de ruimte om andere perspectieven in te brengen en kritische vragen te stellen. Ze geeft duidelijk aan dat ze dat heel waardevol vindt.’
Figuur 2: De twee studenten teams die aan het begin van hun opdracht en aan het einde van hun opdracht de web app voor teamontwikkelruimte hebben ingevuld.
Tot slot
Professor Homan vroeg: ‘Is teamontwikkelruimte wel bewust te creëren?’ Ja, dat is het! En het mooiste is misschien nog wel dat het veel teams lukt om dat te doen met relatief heel weinig hulp. De studenten teams kregen een artikel over teamontwikkelruimte en gingen daarna zelfstandig aan het werk met de web-app. Het hbo team heeft één keer twee uur onder begeleiding gewerkt met behulp van de activiteitenkaarten om de diverse kwaliteiten in hun team meer expliciet te maken en ze meer te benutten. Daarna zijn ze zelfstandig doorgegaan met hun werk en teamontwikkeling.
Coenders, M., J.J. (2008). Leerarchitectuur [Learning architecture]. (Phd. Doctoral), Eburon Uitgeverij B.V., Delft, the Netherlands.
Derksen, K., de Caluwé, L., & Simons, R. J. (2011). Developmental space for groups working on innovation. Human Resource Development International, 14(3), 253-271.
Homan, T. (2007). Teamleren. Theorie en facilitatie. [Team learning. Theory and facilitating.] (2 ed.). Den Haag (The Netherlands): Academic Service.