Hij werkt met deze methode in het onderwijs aan de Universiteit. Het mooie van het onderwijs is dat we leerlingen steeds meer aan opdrachten laten samenwerken in kleine teams. Jammer is echter dat we er vanuit gaan dat leerlingen daardoor vanzelf hun samenwerkingscompetenties verder ontwikkelen. Dat gebeurt deels vast wel, maar er is zoveel meer uit te halen als we dat beter organiseren. Datzelfde geldt in de werkomgeving. Griffith doet dat door een aantal evaluatiemomenten en methoden te gebruiken. Hij hanteert verschillende ‘schalen’ om te evalueren. Gericht op de individuen in het team, op de opdracht en op de onderlinge samenwerking. Die evaluaties geven het team inzicht in hoe ieder teamlid de samenwerking en de andere teamleden en zichzelf ziet. Dat helpt om het vervolgens te bespreken met elkaar. Zijn doel is meerledig: leren van en aan elkaar en als team zo goed mogelijk presteren. De evaluaties die Griffith voorstelt:
1. Samenstellen van het team
Evalueer hoe leerlingen de teams hebben samengesteld. Als leerlingen dat zelf mogen doen, laat ze dan met elkaar bespreken hoe ze de andere teamleden hebben gekozen. Op basis waarvan heb je de eerste teamleden toegevoegd en op basis waarvan de laatste? Hoe heeft elk teamlid dat ervaren? Kortom: reflecteer samen op het proces van het samenstellen van het team. Op die manier stimuleer je direct een cultuur van elkaar feedback geven en open bespreken van elkaars beleving.
2. Persoonlijke evaluatie
Elk teamlid vult evaluatievragen in, waarin hij zichzelf en de andere teamleden ‘scoort’. De schalen die hij daarbij gebruikt zijn divers. Een ‘peer evaluation’, met stellingen als: slaagde er niet in om een gelijkwaardig deel van het werk te doen; hielp het team om over verschillen heen te komen en daardoor tot effectieve oplossingen te komen; stimuleerde het team om binnen de tijd te werken; etc. Een andere evaluatie is de ‘team member assessment’. Deze heeft maar drie aspecten die je per teamlid scoort: werkt hard; creatief; en gemakkelijk om mee te werken. Tot slot een interpersoonlijke effectiviteitsschaal met eveneens drie aspecten: assertiviteit (nederig-dominant); vriendelijk (teruggetrokken-te gezellig); sensitiviteit (ongevoelig-overgevoelig).
3. Opdracht evaluatie
Hoe heb je als team de opdracht vervuld? Daar is ook een schaal bij ontwikkeld. Vragen zijn bijvoorbeeld: op welk deel van de opdracht ben je het meest trots; wat leverde het meeste plezier op tijdens de voorbereiding; wat zijn nog onopgeloste spanningen uit de voorbereiding en wat moet daaraan worden gedaan; als je prijzen uit mocht rijken wie vond je dan het meest andere teamleden stimuleren, of wie wat het meest creatief, of wie was het leukst om mee te werken, etc.
4. Samenwerking
Gericht op het evalueren van de samenwerking krijgen de teamleden een stellingenlijst met bijvoorbeeld de volgende stellingen: ik werk met plezier met dit team; de teamleden lijken elkaar graag te mogen in dit team; iedereen is vrij om zijn ideeën in te brengen; ik voel me gewaardeerd in dit team; etc.
Uiteraard is het nabespreken van elke evaluatie het belangrijkste moment. Griffith heeft van dit geheel een instrument gemaakt dat het team een mooie rapportage geeft van de uitkomsten, inclusief sterktes en zwaktes en suggesties voor verbetering. Dit instrument is al in meerdere talen beschikbaar en in het onderwijs gratis te gebruiken voor onderzoeksdoeleinden. Een mooie kans lijkt me voor het onderwijs. Laat leerlingen niet alleen een zo goed mogelijk resultaat voor die ene opdracht van dat moment halen, maar laat ze vooral leren samenwerken. Dit is een leerresultaat dat rendeert voor de toekomst!
Natuurlijk geldt in de werkomgeving hetzelfde, maar daar is de primaire insteek productie leveren en is leren bijzaak, waar dat in het onderwijs de hoofdzaak is (of in ieder geval zou moeten zijn).